Hoofdstuk 26
De volgende ochtend, terwijl Kent op kantoor zit te werken, wordt er op de deur geklopt.
“ Kom binnen,” roept hij, terwijl hij er nauwelijks aandacht aan besteedt.
De deur kraakt open, maar niemand zegt iets. Geïrriteerd kijkt Kent op, klaar om de kapitein of bewaker die langskwam om zich te melden te vertellen dat hij door moest gaan en zijn tijd niet meer moest verspillen.
Tot zijn verbazing staat Fay in de deuropening. Kent leunt met een grijns achterover in zijn stoel, nieuwsgierig.
Wat zou ze nu in hemelsnaam willen?