Hoofdstuk 294
ZADE.
De wind fluit in mijn oren terwijl ik versnel, om bomen heen slinger en over omgevallen boomstammen spring. De bladeren ritselen boven ons en de maan schijnt door de bomen.
Ze is beter geworden, véél beter. Ze houdt zich niet meer zo in als ze altijd heeft gedaan. Ze is behendig op haar voeten en ze gebruikt haar kleinere gestalte om door bomen te kruipen die veel te dichtbij staan of om over rotsblokken te springen.