Hoofdstuk 199
Ik loop op en neer door de slaapkamer en vraag me af of ik even met Atticus moet praten voordat ik hem aan Zade voorstel. Ik wil tenslotte niet dat hij iets kwetsends tegen hem zegt, maar ja… heb ik niet eerder kwetsende dingen tegen Zade gezegd?
Ik ben altijd bot en soms behoorlijk hard geweest, tot het punt dat ik moeite heb om mijn mond te houden, vooral als ik boos ben.
Ik kijk toe hoe hij het glas schoonmaakt dat eerder gebroken is en mijn hart slaat over. Een slag. Hij is zo zorgzaam, op zijn stille manier, doet dingen zonder ze erin te wrijven... Mijn maag fladdert, een golf van emoties danst door me heen.
Ik loop naar hem toe en blijf naast hem staan. "Ik ga eraan werken," zeg ik terwijl ik aan de mouwen van mijn topje trek.
Hij kijkt op en trekt een wenkbrauw op.