Hoofdstuk 390
Binnen bijt mijn wolf me, haar nekharen een beetje overeind. Je kijkt naar hem, mompelt ze, op haar hoede.
Wat? vraag ik haar, kijkend tussen deze jongeman en de Prins naast hem die - ik weet niet waarom - mij...veel gemener lijkt. Welke?
Degene met de kroon, antwoordt ze. Ik weet niet wat, maar hij... hij kruipt onder mijn huid, maakt me jeukerig, maakt me zin om te rennen, te rollen in verse modder, te klimmen in een rivier en mezelf schoon te wassen. Zijn wolf - niet goed... niet goed.