Hoofdstuk 12
We blijven een tijdje zo zitten, totdat hij zegt: "Zullen we je wat te eten geven? Je hebt al bijna een week niets vasts gegeten."
Ik laat de comfortabele positie los en denk erover na.
"Ja, ik heb behoorlijk honger." Ik ben het ermee eens. Ik heb eigenlijk geen honger, maar ik wil hem ook niet boos op me maken. Zeker niet nu het zo goed begint te gaan.