Hoofdstuk 226
Een bewaker zat op een stoel net binnen mijn slaapkamerdeur. Hij zag er nerveus uit, zijn ogen schoten alle kanten op. Achter hem stond Mark rechtop, met zijn armen over elkaar. Zijn gezicht was streng. Voor hem liep Nicholas heen en weer als een dier in een kooi.
"Laten we dit nog eens doornemen," zei Nicholas. "Midden in de nacht heb je iemand die op Piper leek haar kamer binnengelaten."
De bewaker wipte nerveus met zijn been. "Dat klopt, meneer. Mij is verteld dat ze soms vreemde tijden aanhoudt, en dat ik niet te veel vragen moet stellen."