Hoofdstuk 26
Ik ben...
Haar ogen waren zo zuiver, dat ze geen oordeel of afkeer jegens mij toonden.
Mia kijkt me nog steeds aan met dezelfde blik en ik voel me een eikel dat ik haar überhaupt aan het huilen heb gemaakt.
Ik ben...
Haar ogen waren zo zuiver, dat ze geen oordeel of afkeer jegens mij toonden.
Mia kijkt me nog steeds aan met dezelfde blik en ik voel me een eikel dat ik haar überhaupt aan het huilen heb gemaakt.