Hoofdstuk 26
Ik hoor een bekend gegiechel dat mijn ziel verwarmt. Ik draai me om en zie de mooiste vrouw ter wereld voor me staan. Ze draagt een legging en een linnen mouwloos tuniek-achtig topje. Ze is aangekomen sinds de laatste keer dat ik haar zag, waardoor haar rondingen voller zijn geworden. Haar huid heeft een door de zon gekuste gloed waardoor er een paar sproeten op haar neus en wangen verschijnen. Mijn hart slaat een slag over bij het zien van mijn maatje.
Ze springt op haar tenen en rent naar me toe.
"Bronx!" gilt ze terwijl ze in mijn uitgestrekte armen springt. Vonken vliegen tussen ons heen en weer terwijl onze lichamen botsen.