Hoofdstuk 96
De hele kamer barstte in chaos uit. Mensen aan alle kanten schreeuwden boos, scheldwoorden en bedreigingen. Ze noemden me een monster, een beest dat afgemaakt moest worden. Hun woorden kaatsten van me af, maar hun zuurgekleurde emoties brandden en sneden naar me.
Er waren ook mensen die niet aan de chaos meededen. Het goudharige stel bleef tijdens deze charade stil en stoïcijns.
Terwijl er vreselijke dingen werden gezegd en doodsbedreigingen als speeksel uit hun ontblote tanden werden gegooid. De bewakers die rondhingen in de kamer waren op hun hoede en kwamen uit hun verborgen plekken in de menigte. Ze kwamen één voor één naar buiten en mengden zich met de mensen om hen heen.