Hoofdstuk 48
Shilah liep de kamer binnen met meneer Walter. Dat was zijn kamer en ze waren er zeker van dat ze door niemand gestoord zouden worden.
"Ik moet zeggen dat ik... blij ben je te zien, Shilah," zei meneer Walter, zittend op de grote houten stoel in de kamer.
"Dank u, vader. Ik eh... Ik ben ook blij u te zien," mompelde Shilah.