Hoofdstuk 8
Het was koud. Er was geen licht. Alleen duisternis omringde mij.
Ik wist niet zeker wat ik had verwacht toen ik stierf, weerwolven leken geen echte overlevering te hebben over wat er na de dood zou komen. Ik weet zeker dat mensen zouden denken dat we in de hel zouden moeten worden geworpen, omdat ons hele zelf een wezen is dat zich verzet tegen de wegen van hun natuurwetten. Maar we hadden daar geen gedachten of waarden over.
Had ik verwacht dat de Godin mij zou omhelzen en mij naar een paar parelmoeren poorten zou leiden? Ze had mij in het leven verlaten, ik kon alleen maar aannemen dat ze mij in de dood ook zou verlaten.