Hoofdstuk 258 258
Toen ze zich omdraaide, zag ze dat hij haar met een verbaasde blik aankeek.
"Wat is er zo'n haast? Je hebt de schoonheid boven niet bekeken. Laten we daarheen gaan."
Terwijl hij dat zei, liep hij naar de houten trap.
"Dat hoeft niet. Ik ben hier niet op vakantie."
"Bedenk dat jouw dag nog niet voorbij is."