Hoofdstuk 29
Hij rook ranzig. Het was de tiende dag sinds hij naar Oost-Europa was gevlucht.
De afgelopen tien dagen had hij contact gehouden met de plaatselijke maffiabaas en hem gevraagd om een oogje in het zeil te houden op de huizen in de buurt.
Nadat hij zich tien dagen had verstopt, slaakte hij een zucht van verlichting. Het lijkt erop dat er toch niemand naar me op zoek is.