Hoofdstuk 14
-Dante-
Ik liep nonchalant Adonai's kamer binnen zonder het erg te vinden om op de deur te kloppen en vond hem in zijn studeerkamer met een streng gezicht. Wanneer hij aan die tafel zat, deed hij alsof hij de zaken van het hele universum behandelde en geen enkele verstoring wilde. Ik spotte inwendig toen ik hem naderde.
"Wat is er?" vroeg ik, staande voor de tafel. Hij keek even naar me op voordat hij terugging naar het laken op tafel.
"Wat wil je?" vroeg hij direct en ik schudde mijn hoofd.
"Ook goedemorgen, Adonai," zei ik hem met een zucht. "Je zou me tenminste moeten begroeten voordat je vraagt wat ik wil."