Hoofdstuk 18 De smaak van pijn
De man droeg een onberispelijke witte jas, zat moedwillig op de trap, hield een sigaret tussen zijn slanke vingers met heldere knokkels, en de vonken op het sigarettenpeukje flikkerden in de schemerige omgeving.
Hij sloeg langzaam zijn ogen op, staarde haar nonchalant aan en blies toen zachtjes een rookring uit.
"Zoek je mij?"