Hoofdstuk 80
De bel op de winkeldeur rinkelde toen ik binnenkwam. Het was donker binnen en terwijl mijn ogen aan de felle zon moesten wennen, hoorde ik de schorre stem van een oudere vrouw die klonk alsof ze al vijftig jaar sigaretten rookte, naar me roepen.
“ Goedemorgen lieverd,” zei ze.
Mijn ogen pasten zich aan zodat ik eindelijk de vrouw kon onderscheiden. Ze was klein en stevig, met grijs haar in een nette knot op haar hoofd, en droeg een versleten flanellen overhemd in een spijkerbroek gestopt met een gewatteerd vest eroverheen.