Hoofdstuk 78
"Arme jongen. Misschien geef ik hem wel een baan."
"Hij is goed in tekenen. Je zou eens naar zijn kunstwerken moeten kijken."
"Dat zou ik wel eens kunnen doen." Ik zou iemand kunnen gebruiken om de winkel schoon te maken. Als dit echt mijn thuis is, heb ik een hoop geld gespaard dat ik kan gebruiken om hem te helpen.