Hoofdstuk 205
Nicolaas
Ik stond voor de koning in zijn vertrekken. Hij liep boos heen en weer door de kamer. Heen en weer, heen en weer. Soms stopte hij om tegen me te schreeuwen, maar hij brak zichzelf altijd af, onafgemaakt, en liep verder.
"Hoe kun je dat nou denken?"