Hoofdstuk 40 Waarom denk je dat ik het kan?
We reden richting Jingyuan.
Zodra de auto stopte, zag ik Victoria bij de deur staan met een koffer en een kind in de hand.
Een ongekende woede stroomde plotseling mijn hart binnen, mijn handen balden zich tot vuisten en ik klemde mijn tanden op elkaar!